ijzelen

werkw.
Uitspraak:  ['ɛizələ(n)]
Afbreekpatroon:  ij·ze·len
Vervoegingen:  ijzelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geijzeld (volt.deelw.)

(van regen) meteen bevriezen op de grond
Voorbeelden:  `Het had geijzeld, iedereen ging onderuit.`,
`Het gaat straks ijzelen.`

© Kernerman Dictionaries.

3 definities op Encyclo
  • • [onpr] [meteorologie] het vallen van onderkoelde regen die eenmaal in aanraking met de grond bevriest. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
  • 1) Rijpen 2) Vallen van winterse neerslag 3) Weersverschijnsel 4) Weerverschijnsel 5) Winterse neerslag geven
  • ijzel vormen
  • Toon uitgebreidere definities

    Deze woorden eindigen op ijzelen:
    gijzelenverbrijzelenopvijzelenvijzelenberbrijzelengrijzelenverprijzelen

    Taaladvies
    Schrijf je dit woord met een trema, of niet, geïjzeld of geijzeld? Zie geijzeld / geïjzeld

    Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
    Wat is de verleden tijd van ijzelen?
    De verleden tijd van ijzelen is 'ijzelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geijzeld'.
    Wat betekent ijzelen?
    '(van regen) meteen bevriezen op de grond'
    Hoe spel je ijzelen?
    ijzelen spel je I J Z E L E N