Ik haakte eerder al verschillende baby- en kinderponcho’s. De baby poncho voor Lene heb ik destijds heel veel gebruikt. De kinderponcho voor het buurmeisje wordt bijna een jaar later nog steeds gedragen. Poncho’s zijn super handig én heel makkelijk om te haken. Deze weken haakte ik er twee, voor de leeftijdsgenootjes van Kasper en Lene, dochters van een lieve vriendin van me. Ik heb de kleinste voor de baby al eerder afgegeven. Voor haar grote zus haakte ik een grotere maat in dezelfde kleuren, mét bloem.
Net als voor de vorige poncho’s gebruikte ik dit patroon als basis. Het is een symbolenpatroon, de meeste haaksters kennen dat wel. Maar ik kreeg een verzoek voor wat uitleg in het Nederlands. Hierbij mijn beschrijving:
- Haak een ketting van 72 lossen voor een baby-maat (maat 56 t/m 74). Voor grotere maten maak je een langere ketting, als het aantal lossen maar een meervoud van 8 is. Voor maten, zie hieronder. Sluit de ketting met een halve vaste.
- Dan wijk ik af van het patroon: ik haak een toer met 1 vaste in elke losse. Dit maakt de rand wat steviger. Eindig met een halve vaste in de eerste vaste van de toer.
- Keer het werk, haak twee lossen (dit is je eerste stokje) en haak vervolgens 2 stokjes in de vasten van de vorige toer. Daarna haak je volgens het volgende patroon: *1 losse (sla een vaste van de vorige toer over), 3 stokjes in de 3 volgende vasten, 1 losse (weer een vaste overslaan) en daarna weer 3 stokjes*. Dit doe je tot het einde van de toer.
- Keer het werk, haak twee lossen en vervolgens twee stokjes tussen de stokjes van de vorige toer in. Haak vervolgens telkens drie stokjes tussen de stokjes van de vorige toer in. Dit doe je tot op een kwart van de toer. Daar haak je drie stokjes, 1 losse en nog 3 stokjes in één ‘holletje’ van de vorige toer. Vervolg met 3 stokjes in elk holletje tot op driekwart van de toer. Daar haak je ook weer drie stokjes, 1 losse en nog 3 stokjes in één ‘holletje’ van de vorige toer. Deze meerderingen worden de voor en achterkant van de poncho. Waar je het werk keert loopt de ‘schoudernaad’.
- Zo haak je in de volgende toeren bij elke meerdering twee schulpjes van 3 stokjes, verder haak je overal één schulpje van 3 stokjes, steeds met een losse ertussen. Ga verder tot de gewenste lengte. Zie daarvoor hieronder.
- Ik eindig graag met een schulprand. Dat doe ik door tussen de schulpjes één vaste tussen de schulpjes van de vorige toer, haak daarna 1 losse, 1 half stokje in het 1e stokje, 2 stokjes in het 2e stokje, 1 halfstokje en 1 vaste in het 3e stokje en dan weer een vaste tussen de schulpjes tussen de vorige toer. Dat ziet er zo uit:
Ik heb al poncho’s gehaakt met een haaknaald maat 3,5 of maat 4,5. Er zijn twee maten waar je rekening mee moet houden als je een poncho haakt: de hoofdmaat die bepaalt met hoeveel lossen je begint en de lengte die bepaalt hoeveel toeren je moet haken. De hoofdmaat moet je misschien even meten: dat hangt teveel af van de wol, je haaknaald en het hoofd van het kind 🙂
Mijn hoofdmaten: Voor een baby haakte ik altijd 72 lossen (haaknaald 3,5 – 4,5), voor een peuter (maat 86-98) haakte ik 80 lossen (haaknaald 3,5-4,5) en voor een 3-jarige haakte ik 80 lossen met haaknaald 4,5, anders zou ik 88 lossen aanraden.
De lengtemaat meet ik over de schouder: Voor een baby haakte ik 27 centimeter, voor een peuter 40 centimeter en voor een 3-jarige haakte ik zo’n 55 centimeter. Heel precies luistert het niet, als je het een beetje ruim opzet kan je de poncho lang gebruiken!
Zo. Dat u het ook kan doen, hè? Veel succes!
Oh en ik haakte nog een bloem. Dat leer je bijvoorbeeld hier. Maar dat ga ik niet ook vertalen hè, u zoekt maar even naar een Nederlands patroontje…