M van Mooi

EN OOK VAN MAAR

Het was en is beter, echt waar. Alhoewel ik al mijn leven lang aan de kindjes in Afrika, de talloze oorlogen op onze planeet en de wereldellende denk en ik daar in tegenstelling tot Hans Teeuwen wel regelmatig van wakker van lig, heb ik toch een immens hoge ergernisfactor over het reilen en zeilen van de kleine wereld rondom mij. Gelukkig al een tijdje en dubbelop sinds ik een maand geleden op TF1 een immens pakkende reportage zag over Pakistan, meer bepaald over Karachi en ik elders uit eerste hand lees over de ellende in Cambodja, wordt elke ergernis gemilderd door de gedachte: “Ach, wat zou het. Wat een geluk dat ik niet in pakweg Karachi of Cambodja leef”. Echt waar, ik ben veel milder. Zelfs zo mild dat de bestaansreden van dit blog in het gevaar komt.

Vandaag wil ik u dus nog eens trakteren op een onversneden stukje ergernis.

Een museum met een internationale uitstraling, zo kondigt Leuven vol trots zijn nieuwe M aan . Niks teveel gezegd wanneer je het gebouw ziet. Niet overdreven als je ziet hoe vlot de internetboeking van een ticket verloopt. Prima. Ik verheug me dan ook op het bezoek. Tickets moeten gereserveerd worden voor tijdsblokken, wat geen slecht systeem is. Ik ga met het openbaar vervoer, dus ik voorzie dik twee uur op voorhand te vertrekken,  waardoor ik uiteindelijk tijd heb om eerst nog wat te shoppen. Het regent en het stormt. Ik draag een warme jas, een sjaal en een muts, een paraplu en tegen dat het tijd is om me naar het museum te begeven ook nog twee shoppingtassen. Geen probleem, zoals gewoonlijk ben ik toch van plan om alles af te geven aan de vestiaire, een bezoek aan een museum verloopt alleen comfortabel zonder enig overbodig kledingstuk of bagage en met lege handen. Zeker in musea waar een grote volkstoeloop is. En dat is het, in M. Dank zij Rogier van der Weyden.

De architectuur, ja, dit bouwwerk mag naast vele musea in Europa staan, denk ik terwijl ik buiten rustig de tijd neem om alles te bestuderen. De afwerking laat hier en daar te wensen over (ook van het interieur zie ik later), maar tja, waar vind je nog vaklui die hun stiel kennen. Eens binnen wordt je al snel ontnuchterd. Amateurisme. Dat is het eerste wat in mij opkomt. Naast de balie – die eigenlijk enkel kassa is en helemaal niet uitnodigend als info- of onthaalstand (‘Waar en aan wie kan ik iets vragen?’ ”Stoor ik die bediende die geconcentreerd zit te werken aan zijn pc wanneer ik een inlichting vraag?’) liggen jassen en vesten slordig opgestapeld. Achteraf wordt me duidelijk waarom: de lockerroom is vol. Zo vol als een ei. En geeft al van op de trap naar beneden een onwaarschijnlijk rommelige indruk door in de hoek geschoven ijzeren rolwagens, en rondom provisoire kledingrekken. Geen locker vrij. Ik heb niet zoveel vertrouwen in mijn medemens als vele anderen die hun jassen onbewaakt achtergelaten hebben en heb trouwens meer dan een jas om op te bergen. Bij bevraging blijkt dat ‘er tekort lockers zijn, ze zijn besteld’ en wordt er tegelijk voorgesteld op mijn vraag: ‘wat nu?” om alles achter te laten op het hoopje aan de kassa, ‘je zal trouwens toch niet binnen mogen met je tassen”. Mij niet gezien.

Ik schuif dus aan om de tentoonstellingsruimte binnen te gaan, ik zie geen andere mogelijkheid. Een lange rij die maar niet opschiet. Voor en achter mij een massa Nederlanders, waarvan ik er twee tegen elkaar hoor giechelen: “Dat zal wel zeker zo iets Belgisch zijn?”, maar ik mis wat precies. Wanneer ik aan de entree ben wordt duidelijk waarom het zo traag gaat. Een nonchalant vrijetijdsmeisje met vrijetijdskleren – ‘moet ik iets speciaal aandoen, neen, kom maar in gemakkelijke kleren’ – moet in haar eentje de stroom bezoekers van een ‘goh, zeg hoe gaan we dat doen, awelja, hier ga eens rap bij AVA’ polsbandje voorzien. en de ticketten nakijken. Ze vraagt aan Nederlanders of ze een Standaard bon hebben, wel vriendelijk. Op een geïmproviseerd spaanplaten tafeltje dat daar samen met haar wat verloren in de ruimte staat (of was het  een werk van Jan De Cock?) liggen slordigweg  hoopjes restjes van papier en plakband. Het lijkt wel een kassa van een eetfestijn in een parochiezaaltje. Maar ik ben in een museum. Waar  esthetica moet primeren. Esthetisch. Elegant, kunstzinnig, smaakvol, stijlvol, verfijnd. Hier word ik niet blij van. Ze merkt mijn grote handtas (waar ik ondertussen mijn twee shoptassen ingepropt heb) en paraplu niet op, of doet geen moeite om er een opmerking over te maken. Ik ben binnen.

Ja, het zal wel top geweest zijn, die tentoonstelling. Ik zag ook echt een paar prachtige werken. Maar ik ben geërgerd en geïrriteerd. Ik heb het (veel) te warm, ik ben te zwaar geladen, mijn paraplu blijkt een gevaarlijk wapen, ik blijf in de mensenmassa overal weer hangen met mijn propvolle reuzenhandtas en moet me voortdurend excuseren. Ja, ik had op een grote toeloop gerekend en daar had ik me mentaal op voorbereid. Maar het scenario loopt anders dan ik het voorzien had.

Na een versneld bezoek loop ik nog even de shop in. Noem me een vitter, maar ook hier amateurisme. Een ordinair semi-industrieel rolwagentje staat volgeladen met kartonnen dozen aan de kassa. De voorraad in een in het oog springend rek is niet uitgepakt en staat slordig opgestapeld als in het eerste beste gemeentelijk economaat. De toog is een wanordelijk bureau vol met overbodige spullen. Ja ik stoor me daar aan. Immens. Wie in een museum voor schone kunsten – esthetica weetuwel – werkt moet hier oog voor hebben. Opruimen. Het ziét er niet uit en ik begrijp niet dat dit de bedienden niet opvalt. Elegant, kunstzinnig, smaakvol, stijlvol, verfijnd. De architectuur schreeuwt er om. Eén plaats waar ik verwacht dit te vinden.

Foeterend over dit ondeskundig en prutserig gedoe wil ik wat tot rust komen bij een koffie. Ik ben gevlucht. Dit kon ik niet meer aan. Bevond ik me hier in een cafetaria van een museum met internationale uitstraling? Neen. Een kneuterig kleinburgelijk provinciaal stamineetje (inclusief installatie met uitgeholde pompoen!). Ik weet niet of Beel hier verantwoordelijk voor is. Ik vermoed eerder dat het museumcafé in concessie gegeven is en dat de concessiehouder zelf voor de inrichting gezorgd heeft. Wat een smet op dit museum. En als Beel hier toch inspraak had, Beel onwaardig.

Ik heb alles overwogen.
Een niet verwachte toeloop: geen excuus. Een tentoonstelling waar je een jaar op voorhand barnumreclame voor maakt, daarvan weet je toch dat het gaat storm lopen?
Kinderziektes
: neen, dan hadden ze niet als eerste met deze prestigieuse tentoonstelling moeten uitpakken, maar een kleinere moeten organiseren als aanlooptest.
De o, zo Belgische charme
? Neen, ik ben het beu. Zo beu als onze lelijke kust en onze fermettes en onze koterijen, die ook altijd uitgelegd worden als “charmant, zoooo Belgisch”.
Niets kan perfect zijn, perfectie is lelijk. Neen, ik vind niks mis aan streven naar perfectie. Ik word blij van  systemen die goed werken en ik word blij van schoonheid, en in een museum verwacht ik schoonheid te vinden, en niks dat dit verstoort. Ik ben het beu. Dat amateurisme, dat willen maar niet kunnen, dat niet zijn best doen. ’t Is deze doorgedreven je m’en foutisme houding die de oorzaak is van de vele wantoestanden in ons land.
Och, ’t mag toch ook simpel? Neen, niet in zo’n gebouw. Daar verwacht je een consequent doorgedreven huisstijl. Tot in de polsbandjes en de kleding. Back to basics, puur, simpel en met brute materialen kan, en het mooiste voorbeeld is Wiels, maar niet in een bijna megalomaan project als dit.

Ach ja, ik overdrijf, ik was gepakt door de warmte. Zo erg kan het toch niet geweest zijn. Ik ben uitgeraasd. En ik ga nog eens terug. Blij en goedgemutst en met open vizier. Na Rogier. Als de extra bijbestelde lockers geïntalleerd zijn en er honderden leegstaan.

Elke dag ben ik content dat ik niet in Karachi woon.

3 gedachten over “M van Mooi”

  1. Wat zien ik?
    Miijn belastingsgeld wordt eerst weggegooid aan kunst voor de élite en dan doet die élite nog eens zijn beklag dat één en ander niet stijlvol genoeg is.

    Steun mij in plaats van de kunst!

  2. Jamaar, dat er veel ergere dingen zijn is toch geen reden dat je daar niets zou mogen over zeggen? Als we alles maar zo zo laten omdat er ergere dingen in de wereld zijn dan is alles binnen de kortste keren verloederd. Je hebt gelijk, van zo een project mag je professionalisme verwachten.
    En Rogier van der Weyden is toch niet enkel voor de elite? De vakbondsman heeft toch even zeer recht op schoonheid als de patron?

Plaats een reactie