Verhalen gegrepen uit het leven van Maurits van Cesarine uit den Delhaize, kleermaker,
voyageur in koffie, kruidenier, duivenmelker en familiekundige te Hofstade.


Home

Leeswijzer

Inhoudstafel

< Vorige

Volgende >


Ik speelde me dat seizoen nog een kampioenschap

"Voor de ouderen in de duivensport wijlen Frans Van Neck voorstellen is onbegonnen werk. Zoon Maurice, de actieve medebestuurder van 't Land van Aalst is eveneens goed bekend. Wijlen Frans Van Neck een der topfiguren uit de Schelde en Denderstreek sedert de eeuwwisseling, was jaren lang de topvedette in de duivensport. Hij genoot van de duivensport, hij beleefde de duivensport in haar geheel, want bij alle min of meer belangrijke manifestaties betreffende de duivensport was hij aanwezig en met raad en daad stond hij de beginnelingen in deze sport bij, hij was de man die een duif in het hart droeg.".
Tekst uit de aankondiging van de 'Totale Verkoping van Reis- en Kweekduiven vroeger wijlen Frans Van Neck, nu Maurice Van Neck, St. Annastraat 2, Hofstade. (Zondag 19 november 1967.)'
Foto circa '65.

Peetjen Frans heeft gans zijn leven met de duiven gespeeld. Hij speelde overal en op alle vluchten.
In die tijd mochten nog duiven ingekorfd worden in gewone cafés die geen duivenlokaal waren. Daar is later een verbod op gekomen. Het moest dan een officieel duivenlokaal zijn om wedstrijden te mogen organiseren.
Ik heb hem weten spelen in Lebbeke, Dendermonde, Erpe en Aalst.
Voor de oorlog speelde hij een keer of drie per jaar op Bordeaux. Op Barcelona bestond toen nog niet. De afstand kan ik van buiten niet zeggen, iets van een zeven, achthonderd kilometer. Hij speelde daar heel goed op. Ik kan me nog altijd herinneren dat hij eens op negentwintig dagen tijd met dezelfde duif op Bordeaux drie prijzen speelde. Iets buitengewoons. Hij speelde een eerste week een eerste prijs. De week nadien ging hij op een andere plaats inkorven en daar had hij de zevenentwintigste. De derde keer had hij de tweede prijs. Die duif was ’s zaterdags gekomen en ’s zondags is hij ze gaan inkorven op de Blekte voor een kermisvlucht. Hij vloog weer de eerste prijs. Nu zou zo’n duif gespaard worden. Toen stak het allemaal niet zo nauw.

Als jonge gast was het al een beetje mijn werk duiven weg te voeren om ze op te leren. Dat heeft zelfs geduurd tot we al getrouwd waren. Ik deed dat per velo tot we een auto hadden.
Op een gegeven moment ben ik samen met Peetjen Frans beginnen spelen op naam van “Frans Van Neck en zoon”. Samen spelen wou zeggen in alles tussen komen, zowel in de inleg voor de prijskampen als in de prijzen die gewonnen werden, ook de kosten van het eten delen. De kosten van de auto hebben we nooit meegerekend. Hij betaalde en ontving een gans seizoen en in de winter maakte hij de afrekening.

Op een winteravond had hij op de kelderkamer weer zitten rekenen. We hadden dat seizoen heel goed gespeeld en tamelijk veel winst gemaakt. Hij riep Mama en mij. Mama klapte altijd van een vellen frac. Ze zou dat graag gehad hebben. Ik stak dat geld in haar handen: “Hier zie, koopt u er een vellen frac mee.” Ze pakte dat geld aan en bekeek me twee minuten: “Ik moet dat geld niet hebben, want ge gaat het me mijn leven lang doorsteken dat ik een duivenfrac aan heb.” Ze was het duivenspel niet welgezind omdat ik veel weg was naar vergaderingen. Dat is later wel over gegaan. Ik de winter mocht ze drie, vier keer mee naar een souper. Soms nog meer. Dan was het goed.

We speelden elke week bij Onzen Ernest in Hofstade. Hij had in zijn café de duivenbond “Eerlijk duurt het langst” gesticht in ’48. Dat was een gemeentebond. Wie in Gijzegem of Lee woonde, mocht daar niet meespelen. Er deden altijd heel veel duiven mee aan de wedstrijden. Het was Peetjen Frans zijn plicht als vader daar ook te spelen. Maar om op Hofstade geen aandacht te trekken, gingen we met ons beste duiven naar Aalst spelen. Anders hadden wij al het geld mee en hadden de anderen niets. Zo zou de bond van bij Onzen Ernest gedaan geraakt zijn. De mensen zouden weggebleven zijn.

Er waren in alle straten nog veel duivenmelkers. Als Peetjen Frans in de zomer buiten kwam, stond er een kwartier nadien vijftien, twintig man om over de duiven te klappen. Gans de bijgang vol.
Daar was Mama wel kwaad voor. Ze maakte een schone etalage en dan gingen al die duivenmelkers met hun gat op de vensterbank voor die etalage zitten. Er werd gebabbeld, gelawaaid, gelachen.
Maar op een keer zei ik tegen Mama: ”We gaan ze ne keer iets lappen, hé”. Ze had de etalage weer schoon gearrangeerd voor een kermis of iets.
We hebben op die vensterbank allemaal punaizen gelegd, doorgestoken op een plastieken bandje. Gelijk ze er zich kwamen opzetten, hadden ze een punaiske in hun gat.
Peetjen Frans was heel kwaad omdat we dat gedaan hadden.

In ’t jaar ’64 veranderden we ons keuken. Clement Rutsaert, Mama haar kozijn van Impe, moest dat met zijn zoon komen doen. Eigenlijk waren dat vloerders, geen metsers, maar zij gingen dat toch doen.
Ik was op een maandagavond naar een vergadering geweest en laat thuis gekomen. Het moet wel tamelijk laat geweest zijn, want ik kreeg de volgende morgen geen taal uit Mama.
Het was zomer. Clement was vroeg in gang gegaan. Van om een uur of zeven was hij al aan het metsen. Ik liep daar en Mama en ik hadden nog geen woord tegen elkaar gezegd. Ik moest om acht uur vertrekken om te gaan werken. Ik voyageerde bij Wellens.
“Potverdorie," dacht ik, "Zo wegrijden zonder ne goeiendag of iets te zeggen dat kan ik toch ook niet.”
Om iets te zeggen, vroeg ik: “Bieken, wat gaan we van de noen eten?”
“Patatten met Dort, godverdomme!”, riep ze. Maar terwijl ze het uitsprak, was ze al aan het lachen. De ruzie was over. Mama kon niet koppen.
Later heeft Clement me er nog dikwijls over aangesproken. Nu nog, zelfs tot kort voor hij gestorven is. Ik ben in Herdersem nog eens bij hem geweest. Het was weer zijn zelfde. Hij was dat blijven onthouden.

Toen Peetjen Frans in maart ’67 gestorven was, heb ik alleen met de duiven gespeeld om in gang te blijven. Het was de bedoeling aan het einde van het seizoen alle duiven te verkopen.

Het verhaal over "ons Pintje" wordt vermeld op de aankondiging van de 'Zeer belangrijke Totale Verkoping van Reis- en Kweekduiven vroeger wijlen Frans Van Neck, nu Maurice Van Neck, St. Annastraat 2, Hofstade. (Zondag 19 november 1967.)'

Ik speelde met een heel klein jongske op La Souterraine, een zware fondvlucht voor jongeren. Gaston noemde het “ons Pintje” omdat het zo klein was dat het misschien wel in een bierglas kon. Ik speelde ermee op mijn naam. Gaston en Onzen Ernest zetten mee in. We tekenden er samen zwaar op omdat ze al zo goed gevlogen had. Ik kan de som niet meer precies zeggen, maar het zal een drie, vier duizend frank geweest zijn. Als het in de eerste prijzen vloog, konden er veel duizenden aanhangen.
Het was een slechte vlucht. Ze waren niet ’s zaterdags gelost, wel ’s zondags, in slecht weer. ’s Avonds waren er nog maar vijf duiven thuis. Ons Pintje was daar niet bij.
’s Maandagsmorgens moest ik op om te gaan voyageren. Ik had Robert Matthijs gevraagd om te komen opletten. Robert was een duivenmelker, meer een duivenhouder dan een duivenmelker die graag bij Peetjen Frans kwam om over de duiven te klappen. Hij heeft opgelet tot ’s noens, tot de prijzen af waren. Ik had het hem gebeld van in ’t Land van Aalst. Ik was daar binnen geweest terwijl ik aan het voyageren was, nieuwsgierig om te weten hoeveel duiven er al binnen waren.
De dag nadien kreeg ik met de post een kaart dat mijn duifke in Sint-Gillis-Dendermonde zat. Niet te geloven, maar Ons Pintje was daar al binnen van ’s zondagsavonds.
Een geluk bij een ongeluk: we hadden het duifke weer, maar ons geld waren we wel kwijt.

Hoofding affiche van de verkoop van gans het duivenkot van Peetjen Frans.

Ik speelde me dat seizoen nog een kampioenschap. De duiven vlogen bij mij wel niet zo goed meer. Ze hadden niet dezelfde verzorging zoals ze die altijd van Peetjen Frans gehad hebben. Richard De Wit kwam de duiven verzorgen. Voor de verkoping in november ’67 van ons zestig duiven heeft hij ook de affiche opgemaakt. De verkoop heeft in totaal een tachtig à negentig duizend frank opgebracht. ’t Geen een schone prijs was.
 


Home

Leeswijzer

Inhoudstafel

< Vorige

Volgende >


Auteur: Bert Deruyck - Karel Van der Slotenstraat 22 - 9308 Hofstade-Aalst - info@bertderuyck.be
Alle foto's, documenten en afbeeldingen: © Maurits Van Neck.
Laatste aanpassing: 18-06-2006.