Wij zijn veranderd
Van honden die vastgebonden zijn
En hun ketting proberen te breken
Om vrij te zijn
In honden die vastgebonden zijn
Maar hun halsband slap laten hangen
Om zich vrij te voelen
En in de cirkel die ons rest
Schuiven wij schaamte opzij
Om bevestiging te vinden
Want wij hadden zo graag
Met meer zekerheid gezegd:
“De tijd krijgt ook u getemd.”
Ze zeiden: “Zoek bijvoorbeeld
natte klei die naar varens ruikt in de rivierbedding en
maak daarvan een beeld voor haar
van een hemel met zwaluwen”
Ze zeiden: “Zoek eventueel kleuren
die niet vervagen en meng ze tot een kleur
die niet bestaat. Neem een kader en kruip
erdoor naar haar.”
Ik zei: ik maak geen plannen en voorbereid
op niets (en dus op alles) ging ik naar je toe
en als het niet al lente was geweest
dan was het toen lente geworden
Al wandelend door deze louwe schemering,
wacht ik opgewonden op een zeker duister
en mijmer over liefde en verwarring:
Ik denk aan een libel boven de waterspiegel,
aan een dood die geen moord is en
een schijn die geen bedrog is
Ik denk aan het gebed van de bidsprinkhaan,
aan het helgroene licht van de vuurvlieg
en aan beider verlangen
Ik denk aan de vleermuis en de nachtvlinder,
aan Don Juan en aan Don Quichote en
aan beider geliefden
Ik denk aan een vaalzwarte spin en haar web,
aan donkere wolken en witte zwanen
en hun wrede schoonheid
En vraag mij af hoe Cupido bij schemering
zijn gouden pijlen richt
en zijn gewone
Bijlage
De heldere kleuren van wat ik voel voor jou
wilde ik passioneel op doek zetten. Haarfijn en woordloos
zou je het zien: dit werd een meesterwerk
Uren mengde ik kleuren om geen nuance
onuitgedrukt te laten
Kwistig was ik ermee om je vooral
de veelheid te tonen
Ik zong erbij en danste en ik wilde dat je
ook dat eraan kon zien
En ziehier het resultaat: één kakbruin doek voor jou
identiek aan mijn palet, maar groter. Je zou me misschien
verkeerd kunnen begrijpen,
vandaar.
Raadsel van de
alwetende
Ik wandel
Met wijs- en middelvinger
Over de eeuwen
Als over pianotoetsen
Ik ken ze door en door
Ik heb ze gestemd
Ik wandel
Door ziel van mens en dier
Als door kamers
Van een oud kasteel
Ik ken ze
Ik heb het ontworpen
Ik weet alles
Maar één paradox maakt mij
Hersendood:
Naar het genot dat
Een raadsel verschaft
Heb ik, alwetende
het gissen.