Gerechtelijk Wetboek (Belgisch recht)
[burgerlijke rechtspleging]
Afdeling IV,Valsheidsprocedure.
Eerste onderafdeling Algemene bepalingen.
Art. 895 . Tegen valsheid kan worden opgekomen bij een hoofdvordering of bij een
tussenvordering.
De rechter voor wie de hoofdvordering aanhangig is, is bevoegd om uitspraak te doen in de
valsheidsincidenten die opkomen in de voor hem gebrachte geschillen.
Art. 896 . De valsheidsvordering moet de middelen inzake valsheid nauwkeurig opgeven.
Zij wordt ontvangen, ook al is omtrent het van valsheid betichte stuk een schriftonderzoek
ingesteld en al is het voor erkend en echt gehouden.
Art. 897 . In geval van een tussenvordering wegens valsheid in burgerlijke zaken stelt de rechter
voor wie de hoofdvordering aanhangig is, zijn uitspraak hierover uit, indien geen uitspraak kan
worden gedaan zonder rekening te houden met het van valsheid betichte stuk.
Art. 898 . In geval van een hoofdvordering of een tussenvordering wegens valsheid in burgerlijke
zaken beveelt de rechter de partijen voor hem te verschijnen, in voorkomend geval bijgestaan door
hun advocaten, en gelast hij de verweerder het van valsheid betichte stuk over te leggen.
De griffier zendt de oproeping aan de partijen bij gerechtsbrief.
Art. 899 . Indien de verweerder niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig is opgeroepen, kan de
rechter, na tegen hem verstek te hebben verleend, beslissen dat het van valsheid betichte stuk niet
kan worden ingeroepen tegen de eiser.
Art. 900 . Indien de verweerder verschijnt en verklaart dat hij zich niet van het stuk wil bedienen
ten opzichte van de eiser, geeft de rechter aan de eiser akte daarvan en doet hij proces-verbaal
opmaken.
De kosten van de vordering of van het tussengeschil blijven in dat geval ten laste van de eiser.
Art. 901 . Indien de verweerder verschijnt en verklaart dat hij zich van het stuk wil bedienen ten
opzichte van de eiser, parafeert de rechter het stuk en beveelt hij dat het op de griffie zal worden
neergelegd. Hij doet de griffier de processen-verbaal opmaken, die hij samen met hem en de
partijen ondertekent.
Art. 902 . De rechter kan de zaak onmiddellijk behandelen, indien hem blijkt dat zij zonder meer
kan worden berecht.
Anders besluit de rechter tot alle dienstige onderzoeksmaatregelen, die hij zelf verricht of onder
zijn leiding doet verrichten overeenkomstig de bepalingen betreffende het schriftonderzoek.
Art. 903 . Ingeval het van valsheid betichte stuk in minuut verleden is, beveelt de rechter aan de
verweerder of aan de bewaarder van de minuut het stuk neer te leggen op de griffie of op een
andere plaats, door hem aangewezen voor het verrichten van de onderzoeksmaatregelen die hij
heeft bevolen.
De rechter bepaalt de termijn voor die neerlegging.
Is de minuut in handen van een openbaar bewaarder, dan wordt zij vooraf gefotografeerd en een
fotografische afdruk, op de kant waarvan de griffier melding maakt van de valsheidsvordering,
wordt met het origineel vergeleken door de voorzitter van de rechtbank, die daarvan proces-
verbaal opmaakt; de afdruk wordt door de bewaarder bij zijn minuten gelegd om in de plaats ervan
te treden totdat over de valsheid vonnis gewezen is en hij mag daarvan grossen en uitgiften
afgeven met vermelding van het proces-verbaal dat is opgemaakt.
De rechter schrijft alle maatregelen voor betreffende de afdrukken die gelegd worden in de plaats
van de minuten of van de originelen totdat de stukken zijn teruggeleverd, alsmede alle andere
maatregelen betreffende het afgeven van grossen of uitgiften, onder verplichting om daarvan
melding te maken in het proces-verbaal.
De kosten van de kopie worden door de eiser inzake valsheid aan de bewaarder terugbetaald
volgens de begroting van de rechter.
Art. 904 . Indien de rechter het stuk vals verklaart, maakt de griffier melding van het vonnis op de
kant van het vals verklaarde stuk. Van deze kanttekening wordt proces-verbaal opgemaakt.
De rechter die het stuk vals verklaart, beveelt de inbeslagneming ervan.
Dat stuk wordt, met een afschrift van het vonnis van valsverklaring, door de griffier binnen vijftien
dagen na de dagtekening van dat vonnis, aan de procureur des Konings gezonden.
Art. 905 . De eiser inzake valsheid die in het ongelijk wordt gesteld, kan bij het vonnis over de
vordering worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de partij.
Art. 906 . Afstand of dading betreffende een valsheidsprocedure moet, op straffe van nietigheid,
worden gehomologeerd door de rechter voor wie de valsheidsvordering aanhangig is, het openbaar
ministerie gehoord.
Onderafdeling 2. _ Procedure inzake valsheidsincident voor het Hof van Cassatie.
Art. 907 . Het is iedere partij in een cassatiegeding toegelaten om een in dit geding regelmatig
overlegd stuk van valsheid te betichten, wanneer de valsheid ten onrechte verwerping of
toewijzing van de voorziening ten gevolge kan hebben.
In het cassatiegeding kunnen alleen die stukken van valsheid worden beticht waartegen zulke
betichting niet mogelijk is geweest voor het gerecht in hoogste feitelijke aanleg of waarvan de
valsheid geen grond kan opleveren voor herroeping van het gewijsde.
Art. 908 . De valsheidsvordering wordt ingesteld bij verzoekschrift, ondertekend door de partij en
door de advocaat bij het Hof van Cassatie die voor haar optreedt in het geding.
Het verzoekschrift wijst nauwkeurig het van valsheid betichte stuk aan en vermeldt de
aangevoerde middelen inzake valsheid.
Het verzoekschrift wordt voor de indiening betekend aan de verweerder in de valsheidsprocedure,
met aanmaning om binnen de bij de wet bepaalde termijn te verklaren of hij zich van het van
valsheid betichte stuk wil bedienen, en met dagvaarding om voor het hof te verschijnen ten einde
te horen beslissen over de gegrondheid van de valsheidsvordering.
Art. 909 . Binnen vijftien dagen te rekenen van de betekening van het verzoekschrift geeft de
verweerder in de valsheidsprocedure zijn antwoord te kennen door afgifte op de griffie van een
verklaring, welke ondertekend is door hem en door de advocaat bij het Hof van Cassatie die voor
hem optreedt in het geding, en welke vooraf betekend is aan de eiser.
Art. 910 . Indien de verweerder in de valsheidsprocedure niet antwoordt binnen de bij de wet
bepaalde termijn, of verklaart zich niet van het van valsheid betichte stuk te willen bedienen,
beveelt het hof dat het stuk uit het geding wordt gehouden.
Ingeval de verweerder verklaard heeft zich niet van het van valsheid betichte stuk te willen
bedienen, wordt de eiser veroordeeld in de kosten van het tussengeschil.
Art. 911 . Inden de verweerder verklaart zich te willen bedienen van het stuk, doet het hof
uitspraak over de toewijsbaarheid van de vordering, de opmerkingen van de advocaten gehoord.
Indien het hof de vordering afwijst, veroordeelt het bij hetzelfde arrest de eiser tot de kosten van
het tussengeschil.
Indien het hof het verzoekschrift ontvangt en de vordering toewijst, verwijst het bij hetzelfde
arrest de partijen naar een gerecht in hoogste feitelijke aanleg van dezelfde rang als het gerecht dat
de door de cassatievoorziening bestreden beslissing heeft gewezen.
Art. 912 . Ingeval het hof de vordering toewijst, stelt het de uitspraak op de cassatievoorziening
uit, totdat over het tussengeschil een eindbeslissing is gegeven.
Art. 913 . Het gerecht in hoogste feitelijke aanleg waarnaar de zaak is verwezen, doet uitspraak op
de valsheidsvordering in de vorm bepaald bij de artikelen 898, 899 en 902 tot 906.
Art. 914 . Een uitgifte van de beslissing van het gerecht in hoogste feitelijke aanleg waarnaar de
zaak is verwezen, wordt door de griffier aan de griffie van het Hof van Cassatie gezonden om bij het
dossier van het oorspronkelijke cassatiegeding te worden gevoegd.
het uur van de zitting waarop zij zullen worden gehoord.
In dat geval geeft de griffier aan de niet verschenen partijen bij gerechtsbrief kennis van de
rechtsdag.