Zeker als je zoals in 1966 gebraden Campines geserveerd krijgt op de kerstdis. En dat dan nog wel achter de prachtige art deco gevel van het Renmark Hotel in het exotische Zuid-Australië. De chefkok van dienst, ene Paul D. Siddall, vervolledigde zijn feestmenu namelijk met ’Campine Roti’, zijn ‘roast young chicken, ham rolls & fried rice’.
Wie weet kwamen ze toen dus wel op het bord van koning Lodewijk XV van Frankrijk of zijn adellijke neef Lodewijk V, prins van Condé.
Maar ook het werkvolk moest goed eten, zeker als ze voor de hooggeplaatsten van die tijd moesten optreden. Zo kregen ook de acteurs van het Théâtre-français in 1764 Campines voorgeschoteld. Ze moesten die avond dan ook nog Bourgeois gentilhomme van Molière vertolken.
Wat hebben Campines, National Geographic en een uitstrijkje met elkaar gemeen?
Hashime Murayama.
Hashime Murayama (1879–1954) was een Japans-Amerikaanse schilder en wetenschappelijk illustrator. Hij stond vooral bekend om zijn prachtige schilderijen van vogels, insecten, vissen, zoogdieren en andere dieren in het wild. Hij was van 1921 tot 1941 werkzaam bij de National Geographic Society en was te zien in The National Geographic Magazine.
In 1927 verscheen zijn tekening van het trio Campines hierboven in National Geographic. Mooie weergave, al zien de dieren er een beetje zwaar uit en zijn de snavels meer geel dan hoorngekleurd.
Na een carrière van ruim twintig jaar als kunstenaar bij National Geographic vertrok Murayama in september 1941 (of werd hij ontslagen) omdat hij immigrant was. Op dat moment stonden de betrekkingen tussen Japan en de Verenigde Staten op het punt te worden verbroken als gevolg van de aanval op Pearl Harbor.
Murayama kreeg daarop van George Papanicolaou werk aangeboden aan de Cornell University. Papanicolaou bestudeerde kankercellen en had illustraties van kankercellen nodig om andere artsen te trainen in het identificeren van zieke cellen voor kankerscreening. In 1943 werden Murayama’s illustraties van baarmoederhalscellen gepubliceerd in een boek van Papanicolaou, waarin werd beschreven wat bekend werd als het uitstrijkje om baarmoederhalskanker op te sporen. Het uitstrijkje kennen we ook als de PAP-test, vernoemd naar Papanicolaou, en redde al onnoemelijk veel levens.
En nu mogen we daar het vermoeden aan toevoegen dat ook de Antwerpse schilder David Teniers II enkele oercampines vereeuwigde op dit werk genaamd ’De strosnijder’ uit 1645.
Dit schilderij wordt trouwens getoond of bewaard bij de Dulwich Picture Gallery in het zuiden van London. We hebben het al eens gezegd, het Kempisch kieken is een wereldkieken.
Op het schilderij is goed te zien hoe de haan een gouden Campine zou kunnen zijn, de oerversie dan toch met een volledig zwarte staart en gouden zadelbehang. De kam is duidelijk Kempisch met een kamhiel die horizontaal uitsteekt en niet de neklijn naar beneden volgt. In de borst is een mengeling van een zwarte grondkleur met gouden vlekken te zien. De haan staat hoog op de poten, net als de hennen.
De hennen in het midden hebben dan weer een witte hals, blauwleien benen en een omvallende kam. Het lijf is grijzig, ’la poule grise de la Campine’ zoals de Fransen zeiden. En opvallend hun hoofden zijn zwart, een beetje zoals bij het Zottegems hoen vandaag de dag nog te zien is.
Down under! In 1899 houdt de Vice Regal van Nieuw Zeeland een feest in de gentleman’s Northern Club in hoofdstad Auckland. Die Vice Regal, genaamd Uchter Knox 5th Earl of Ranfurly, is de vertegenwoordiger van Queen Victoria en zeg maar de gouverneur-generaal van het grote eiland.
Het franstalige(!) menu voor de avond is dan ook van hetzelfde niveau als de gasten op het feest. Bij het ‘supper’ staat oa te lezen 'campines rotis’ oftewel geroosterde Campines. Bewijs dat de oude Belgische kiekens uit de Kempen allang naam en faam hadden.
In alle eerlijkheid moeten we wel zeggen dat het niet zeker is, dat het ook echte Campines waren die ze roosterden. De term 'campine’ stond toen in de Franse keuken gelijk aan een klein mals jong hoen, of 'petite poularde fine’. De term komt allicht wel van de grote bekendheid die de jong vetgemeste Campines daarvoor vroegen hadden.
Datzelfde jaar trouwens wordt ook in de lokale krant Auckland Star bericht over 'the silver campine breed’. Ze omschrijven het als een 'business fowl’ met 'great commercial merits’. Verder schrijven ze dat de Belgen het ras de jaren ervoor fel verbeterd hebben en dat het nu grotere eieren legt dan voordien. Bovendien is de soort eerder klein van gestalte maar levert het wel behoorlijk wat vlees op.
Ps: de tekening van het koppel Belgische Campines dateert van nog een jaar eerder 1898 uit de Otago Witness.
Onze nieuwjaarsbrief is af, de volkstelling van 2022 is klaar, en het ziet er goed uit voor 2023.
Voor we alle cijfers geven, nog een heel kort woordje uitleg waarom we jaarlijks de volkstelling houden. Zoals we zeggen, ‘langs alle Kempische wegen, kom je Campines tegen’, maar dat kan misleidend zijn. Erfgoedrassen als de Campine mogen dan geliefd zijn bij heel wat kwekers, dat wil nog niet zeggen dat ze met genoeg zijn om een gezonde en veerkrachtige populatie op te bouwen.
Het Centrum Genetische Bronnen Nederland (CGN) hanteert daarvoor deze criteria, in volgend handig rooster:
Wie goed kijkt, ziet dus dat je voor kippenrassen meer dan 2.000 hennen moet hebben om niet als 'kwetsbaar’ of erger bestempeld te hebben. Zo meteen laten we weten hoeveel Kempische hennen er op dit moment rondlopen, maar het is belangrijk om te weten dat het CGN zich voor die aantallen baseert op het Domestic Animal Diversity Information System (DAD-IS) van het FAO Food. Die laatste is beter gekend als de Wereldvoedselorganisatie van de Verenigde Naties.
Via de data van DAD-IS kan je trouwens terugvinden hoe het bijvoorbeeld gesteld is met allerlei huisdierrassen over de hele wereld, zoals bijvoorbeeld ook de Campine in de USA, UK en Ierland, Zuid-Afrika, Australië, … En het moet gezegd, wij doen het in verhouding op ons kleine stukje Kempen niet slecht. Maar! Er is ook nog heel veel werk en daar zetten we ons als Kempens Hoen vzw ook in 2023 weer volop voor in met de hulp van onze kwekers en ambassadeurs.
Genoeg getreuzeld, hier zijn de feiten!
57 Campinisten vulden het formulier van de volkstelling in
44 van hen zijn leden, 13 van hen worden dat hopelijk in 2023;)
42 van hebben een foktoom, 15 van hen houden enkel hennen
in totaal houden ze 421 hennen
met daarnaast in totaal 108 hanen
de gemiddelde Campinist houdt 7 hennen en 2 hanen
de 5 grootste tomen, zien er zo uit:
40 hennen + 6 hanen
18 hennen + 18 hanen
23 hennen + 3 hanen
21 hennen + 4 hanen
12 hennen + 9 hanen
Conclusie: we kunnen ons natuurlijk alleen baseren op wat we weten, maar deze cijfers betekenen dus dat de Campines in de Lage Landen nog steeds 'bedreigd’ zijn. Werk aan de winkel dus.
Daarom plant Kempens Hoen vzw het komende jaar weer heel wat acties en communicatiecampagnes om in 2023 boven de 1.000 hennen uit te komen. Dan halen we de status ‘kwetsbaar’. Klinkt misschien niet top, maar het is een pak beter dan ‘bedreigd’, laat staan ‘kritiek’.
Onze rasvereniging hoopt in 2023 dus het allerbeste voor alle kwekers of hobbyisten, leden of niet-leden, fanatici of bewonderaars. En dat we eind 2023 niet alleen meer Campines mogen tellen, maar vooral nog veel meer Campinisten!
PS: in 2023 vieren we trouwens dat de Campines al 10 jaar terug zijn in de Lage Landen, en dat sinds het prille begin in 2013 met 3 kippen en 1 haan. We hopen op een hele grote kers op de taart :)
Een uitgebreid verslag het project ‘Een mooie vogel wil ik zijn; een zintuiglijk neerhof voor Merlijn’!
Merlijn is een multifunctioneel centrum dat kinderen van 0 tot 6 jaar ondersteunt met zorgbehoeften die ontstaan vanuit een meervoudige beperking en/of autismespectrumstoornis. Ze stimuleren en ondersteunen hen medisch, pedagogisch én therapeutisch in een duurzaam proces afgestemd op hun unieke behoeften. Merlijn wil deze kinderen zo veel mogelijk kansen geven om zich in alle domeinen van hun leven te ontwikkelen.
Het is aan dat laatste dat Kempens Hoen vzw het afgelopen jaar zijn steentje heeft bijgedragen, met name door een zintuiglijk neerhof. In deze hoendertuin kunnen de kinderen van Merlijn naar de Campines kijken en luisteren. Naar hun speciale, gestreepte verenkleed en het gekakel en gescharrel van de kippen. En volgend voorjaar wordt de tuin voorzien van klein fruit en kruiden om van te proeven en aan te ruiken.
Voor dit project werd een goede 800m² weide omheind met 50 kastanjehouten palen van 3m (1m in de grond, 2m erboven) en 100m ursusdraad. Voor de kippenuitloop werd een cirkel gemaakt met een doorsnede van 32m omdat daarmee de grootst mogelijke oppervlakte benut kon worden met de voorziene materialen. De jonge notelaars in de weide werden in die cirkel opgenomen zodat de Campines er later zeker al beschutting van zouden hebben. De mesthoop van de ponystal ernaast verhuisde ook binnen de cirkel voor extra scharrelplezier.
Bij de kwekers Luk Van Bouwel en Frans Smets werden eind april 50 broedeieren verzameld van zowel goud als zilver Campines. De scholieren van St. Jozef KoGeKa zorgden ervoor dat die netjes uitgebroed werden in de broedmachine. Uiteindelijk werden 3 hanen en 23 hennen uitgeselecteerd volgens de Hogan-methode waarbij de afstand word gemeten tussen enerzijds de heupbeenderen en anderzijds de heupbeenderen en het borstbeen om zo de legcapaciteit in te schatten. 26 Campines dus op 800m², goed voor 30m² vrije uitloop per dier. Eens de struiken en kruiden in de weide staan, zal 1/3e ervan 'bebost’ zijn.
De medewerkers van Merlijn zijn zelf dag in dag in de weer voor de kinderen. Daarom is de kippenweide voorzien van een automatische voederbak en automatisch luik zodat de kippen elke dag eten krijgen en ’s nachts veilig opgesloten zijn. Daarnaast komen de vrijwilligers Maarten, Luc en Heleen het voorbije jaar bijna dagelijks langs voor controle.
Voorjaar 2023 mogen de leden van Kempens Hoen vzw een uitnodiging verwachten om het Merlijn-project te bezichtigen. We koppelen dit aan een opendeurdag van Merlijn vzw zodat de ouders en de kinderen van de school er ook bij kunnen zijn. Gezelligheid troef. Datum volgt, dus hou je mail in de gaten.
DIT PROJECT WERD MOGELIJK GEMAAKT MET DE STEUN VAN CERA.
In 1922 en 1936 melden respectievelijk de Oost-Vlaamse krant ‘De Koornbloem’ en de West-Vlaamse krant 'Burgerwelzijn’ hoe men vooral de naam van het Kempische ras moet onthouden. Vanuit de zandstreken gekomen is het een klein en wild kieken, maar een smakelijke en goede legger. Volgens de kranten is het pas nadat het naar de vruchtbare gronden gebracht werd, dat het groter en zwaarder is geworden en onder andere de Braekelsche is ontstaan.
Het vormsel of eerste communie, dat werd/wordt stevig gevierd in de Kempen, met een uitgebreide feestdis.
Voor het feest van ene Jozef Maes uit Sint-Lenaarts stonden er in 1939 Kempische haantjes op het menu. Met sla. En in 1956 in Lille waren het geen haantjes maar hoentjes, en zonder sla maar in ’t groen en met appelmoes. Tenzij dat groen ook sla was tuurlijk …
Een tip, voor wie nog een aankomend communicantje heeft rondlopen, misschien is het ’s leuk om zo'n menukaart weer te serveren als het feest is. Smakelijk!
In 1896 zweert de West-Vlaamse boerenkrant De Landman bij het Kempische ras als het allerbeste legkieken.
Maar groot gelijk hebben de West-Vlamingen als ze zeggen dat de juiste keus niet enige is om mee rekening te houden. Ook een goede voeding en huisvesting zijn nodig om de beste resultaten te halen.
Het Nederlandsch Landbouw Weekblad meldt in 1899 dat men al zestig jaar eerder in de streken van Merchtem kippen begon vet te mesten voor de afzet in Brussel.
Die kippen kwamen toen uit de Kempen, werden opgekocht en met boekweit en karnemelk op gewicht gebracht. Dat duurde zo tot ongeveer van 1840 tot 1880 waarna men niet meer de Kempische kiekens gebruikte maar stilaan overschakelde op het toen nog nieuwe Mechelse hoen, de Koekoek.
Maar tot die tijd waren het dus allicht Campines die met de duizenden verhandeld en geserveerd werden als poulets de Bruxelles.
De Telegraaf, een van de meest populaire Nederlandse kranten, meldde in 1898 dat voor het vetmesten van kiekens men best gebruik maakte van het Belgische ras der Kempen of de Brakel.
In het Noord-Brabantse Breda ging men er zo mee aan de slag (met een pap van boekweitmeel en karnemelk) dat ze vermarkt werden van Parijs tot Londen. Een stevige internationale reputatie dus.
In 1905 brengt Charles Voitellier een lijvig werk uit over de ’Aviculture’, goed voor 484 bladzijden leesplezier.
Een heleboel rassen komen aan bod, en de Campine kon blijkbaar niet ontbreken. Van alle Belgische soorten in het boek is het ook de enige die met afbeeldingen erbij beschreven wordt.
Voitellier maakt het daarna nog straffer, want geregeld schrijft hij hoe de Campine meer dan eens aan de basis lag van het ontstaan van andere rassen. Moeilijk te achterhalen waar ie het allemaal haalde, maar zo zouden onder andere de Bresse, Brakel, Mechelse, Lakenfelder, en Thüringer Pausbäckchen een flinke invloed van Kempische genen gehad hebben.