Kaputt!project Begijnhofkerk. Drie lessen der armen.
Ik werkte het afgelopen jaar aan een theatervoorstelling met thuislozen annex zielsverwanten uit Brussel. Met zielsverwanten bedoel ik mensen die zich geroepen voelden om op gelijkwaardige voet met de ‘zwakkeren’ dezer stad een podium te delen. Een jaar lang hebben een twintigtal personen samen getafeld op kosten van de Vlaamse gemeenschap. Dat cadeau willen we nu teruggeven aan DE gemeenschap in de vorm van een theatervoorstelling.
Het project startte met een rekrutering om te komen tot een evenwichtige spelersgroep:jongeren en ouderen, vele maten en gewichten. Een spiegel des levens in Brussel. Meer dan één geroepene heeft bij het betreden der repetitiezaal vrijwel onmiddellijk de hielen gekeerd en is gevlucht voor het kabaal en de kakofonie.
Les der etikette(n).
Soms stuit je op de onvertaalbaarheid van woorden. Het Nederlandse woord ‘thuisloze’ is er zo eentje. Bij de officiële try-out van de voorstelling Kaputt! stond er plots een speelster voor me. Ze was in in haar wiek geschoten omdat in de aankondiging sprake was van SDF (sans domicile fixe) ‘Hé manneke, IK heb wél een dak boven mijn hoofd!’ Je kan inderdaad thuisloos zijn met een dak boven je hoofd. En toch stond ze ooit met haar kinderen en haar kartonnen dozen op straat. Het werd een les voor me. Etiketten plakken op mensen helpt de mens in kwestie niet vooruit. Etiketten zijn onze manier om tot een intellectuele beheersbaarheid van de werkelijkheid te komen, mooie tools voor het beleid, voor geld in subsidiedossiers, ook dat van Kaputt! De betrokkenen zelf steek je met een etiket echter in een hokje. Hij of zij kan er tegen vechten of er zich naar beginnen te gedragen. Bedankt voor les 1 beste thuisloze Kaputt!speelster: etiketten weigeren!
Ik ben nochtans zelf ook met talloze etiketten op zak en in het hoofd aan dit project begonnen: het cliché van de clochard met de Marokkaanse zakken, slapend of slapeloos onder plastiek, op een karton, op een pallet, een stadsbank. Ik heb de hongerstakende sans papiers voor ogen gehad, de werkhongerigen rond het Klein Kasteeltje, de klassieke Brusselse vierde wereld, de slachtoffers van mensenhandel en prostitutie, familie-inkomens die je aan het denken zetten, de gedefavoriseerde huizenblokken en wijken, de onthaal- en opvangtehuizen, de slaapfoyers, de legers des Heils, de resto’s du coeur… Dit alles met een stijgend vermoeden van veel armoede die met succes verborgen wordt. Ik heb bij wijze van inleving in de materie teruggedacht aan een periode in mijn leven dat ik de laatste dagen van de maand moest zien te overbruggen met welgeteld 20 Bf op zak. De daaraan verbonden koppige trots om vooral geen schulden te gaan maken… of mijn tijdelijke armoede zichtbaar. Ik heb ook moeten terugdenken aan mijn eerste verwarrende contacten
met derde wereld- armoede. Ik vond dat er in landen als Colombia en Ecuador maar ook in Indië alvast veel meer gelachen werd dan hier.
Les der lachende smoel.
Armoede met een lachende smoel! Dat was even wennen. In een vorig theaterproject nam ik interviews af met mijnwerkersmigranten in Limburg die destijds in barakken waren gehuisvest. ‘Die sfeer van vriendschap en solidariteit onder de barakkenbewoners is in ons leven nooit meer weergekeerd!’ heb ik meermaals uit hun monden opgetekend.
De lachende smoel, dat overlevingsinstinct en –talent, de solidariteit zijn me bijgebleven en ik heb ze ook bij bakken teruggevonden tijdens de creatie van Kaputt! Mijn eigen smoel trok zich dan ook in een verbaasde grimas toen ik Vlaams ministerpresident Kris Peeters de paardenkoers van het parlementaire werkjaar hoorde inzingen rond ‘het geluk der Vlamingen’. Ik ben de voorstelling dan ook welhaast met politieke bedoelingen de stempel van de lachende smoel blijven geven. Al ben ik ook niet vies geweest van de zwaardere lagen die op ons bestaan drukken: honger, liefde, oorlog en dit via getuigenissen en verhalen van thuislozen, via Malaparte, auteur van het boek Kaputt.
Beste rijke,ongelukkige Vlaming: kom a.u.b. naar de voorstelling kijken. Je vergeet een poosje het verdriet der Belgen. Laat je plat scherm voor wat het is en betreedt de driedimensionale ruimte van de prachtige stad Brussel. Installeer je met ons voor een avond in de Begijnhofkerk.
Ondergedompeld én verheven boven afgelegde pijnlijke parcours en blijvende stigmata zoals kindermishandeling, verwaarlozing, alcohol en drugproblemen, boven de soms lang gerijpte en grondig geshakete cocktails der armoede, pakken thuislozen en armen de koe dagelijks toch maar bij de horens, plukken ze de dag en feesten ze ongegeneerd met hun publiek. Nooit een kans tot feesten laten schieten! Met overgave en enthousiasme die je in het echte theater helaas veel te vaak moet ontberen. Met hun grillen en grollen én met een je m’en foutisme waar je de haren te berge bij rijzen maar waar menige hardwerkende burger ook jaloers op mag wezen. Thuisloze mensen blijven boven alles op de eerste plaats menselijk. Ze lezen ons dagelijks de les der menselijke imperfectie. Les twee der armen. Dat de wereld niet rond draait maar vierkant. Humor als overlevingsstrategie.
Les der bescheidenheid.
In het bijzondere boek ‘In Europa’ van Geert Mak staat ergens geschreven: ‘De Brusselse ontheemden hebben mooie verhalen en gebaren, slechts een enkeling ligt met het hoofd op de armen te slapen.’ Het is een stuitende zin omdat hij armoede zo en passant bij wijze van couleur locale opneemt in het boek dat in essentie over Europa gaat. Tegelijkertijd zit er een onmiskenbare poëzie in en straalt er warmte uit voor deze mensen. Het was oerbrusselaar Geert Van Istendael die Mak hielp introduceren in het Belgische (politieke) surrealisme. Dat surrealisme heb ik ook gretig willen integreren in deze voorstelling. Om bovenvermelde relativerende reden. Thuislozen vervullen een rol, hebben hun betekenis in een groter geheel. Ze doen me nadenken over onze maatschappij en haar ziektes als controlezucht, formats, ego en perfectionisme. Er is een grotere band tussen hun wereld en de wereld die we doorgaans als de normaliteit beschouwen dan we beseffen. Ieder van ons loopt dagelijks onbewust op een dunne rode lijn. In Hamlet legt Shakespeare aan de hand van een vissende bedelaar uit hoe een koning (dood en ontbonden als worm die dient als visaas ) een tocht kan maken door de ingewanden van een bedelaar. Les drie. De les der bescheidenheid.
‘Allen zullen we op een dag slachtoffer – kopparoth -zijn, kaputt’, schrijft Malaparte.
De zwakken zullen de wereld erven staat ergens geschreven in de bijbel.
De zielsverwanten die zich inschreven voor dit theaterproject voelen intuïtief dat verband aan. Ik voelde hen opkijken naar de brokken thuisloze natuur en merkte hun verbondenheid. Dit alles deed me besluiten om in de voorstelling elk miserabel of paternalistisch discours rond armoede, armwoede of kansarmoede uit te sluiten. Het leek me een beter idee om de
Brusselse onderbuik niet alleen over zichzelf maar ook over de stad, over dit land, over kunst en over het potentiële machtsblok Europa te laten spreken. Feestelijk en welgekleed. Europa, kunst en politiek, terreinen waar de thuisloze niet direct mee geassocieerd wordt. En zo werd ‘onze’ Europresident Herman tot rode draad gemaakt in Kaputt! Om euroredenen heb ik ook een zigeunerorkestje uit Molenbeek mee betrokken in de voorstelling. Zigeuners zijn de
thuislozen aller landen.
‘Resten Europa’ tafelen, maken grappen, zingen, musiceren, zoeken elkaar op, bouwen aan een theatervoorstelling,‘en stoemelings’ zoals ze in Brussel zo mooi zeggen. Met een voelbare trots en liefde voor deze uitzonderlijke stad die er dagelijks in slaagt zoveel werelden met elkaar in overeenstemming of in contrast te brengen, deze hoofdstad van een land en een werelddeel dat met zoveel wanhopige en hoopvolle moeite aan elkaar probeert vast te hangen.
Ik zou een slecht cultureel werker zijn als ik in deze voorstelling niet verder zou komen dan een pleidooi te houden om de armen meer geld te geven terwijl de rijken klagen over teveel belastingen. Ik heb o.a. de Belgische kust gezien en ik weet genoeg wat er gebeurt als iedereen een zak geld krijgt. Voor mij situeert de schrijnendste armoede zich boven alles in
een tekort aan humanisme, aan respect voor het ongewone, voor het zelfstandig kunnen kiezen om anders te zijn. En menige (nieuwe) rijke is in dat opzicht straatarm.