donderdag 31 januari 2013

De geschiedenis van de spoorwegen

Herentals is van oudsher een verkeersknooppunt, vooral voor goederen die vanuit Duitsland langs landwegen naar Antwerpen en andere grote Brabantse steden werden vervoerd. In de negentiende eeuw werd de verkeersinfrastructuur, zowel over water als over land. aanzienlijk uitgebreid. Zo groeide Herentals uit tot het belangrijkste verkeersknooppunt van de Antwerpse Kempen.

Eerste Kempische spoorweg

In 1856 kwam daar het spoorwegtraject Kontich-Lier-Herentals-Turnhout bij, de allereerste spoorweg die de Kempen ontsloot. Herentals was vanaf dan ook langs de ijzeren weg verbonden met Antwerpen. De aanleg van de eerste Kempische spoorweg werd door de Herentalsenaren gunstig onthaald. Van een groot muzikaal feest kwam er op 23 april 1855 evenwel niets in huis: de regering en de concessiehouders stelden de nieuwe spoorlijn op de voorziene dag wel in gebruik, maar dat gebeurde zonder plechtige opening.

Met een jaar uitstel werd de nieuwe spoorlijn toch feestelijk ingereden, toen koning Leopold I op 28 september 1856 naar Turnhout reisde. Het was evenwel niet de bedoeling van de Koning om de Kempische spoorweg plechtig in te huldigen. Hij maakte van de nieuwe spoorlijn gewoon gebruik om een officieel bezoek te brengen aan Turnhout, tevens het eindpunt van het nieuwe spoorwegtraject.

Spoorwegenknooppunt

De aanleg van de Kempische spoorlijn was een eerste mijlpaal in de uitbouw van Herentals tot het belangrijkste spoorwegenknooppunt in de Kempen. Een tweede belangrijke stap was de aanleg van de spoorlijn Herentals-Aarschot-Leuven. Deze lijn werd in 1863 officieel geopend. Ten slotte werd de kroon op het werk gezet met de realisatie van de spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Mönchengladbach in 1873-1879. Daarmee kreeg Herentals ook een rechtstreekse verbinding met Geel, Mol, Neerpelt, Hamont en het Duitse Ruhrgebied.

Het spoorwegstation vormde samen met het grote bassin van het Kempisch Kanaal het industriële hart van Herentals. Het grote bassin situeerde zich ter hoogte van de Hikstraat en de Goudbloemstraat en liep parallel met de Nieuwstraat. De Nieuwstraat – inderdaad een nieuwe straat, zoals de naam het zegt – moest de toegang van het centrum (de Markt en de Zandstraat) naar het spoorwegstation vergemakkelijken. Tijdens het verdere verloop van de industrialisatie van Herentals zou de Nieuwstraat een belangrijke vestigingsplaats worden voor schoenfabrieken, de typisch Herentalse nijverheid.

Industrialisatie 

De uitstekende infrastructuur heeft de industrialisatie van Herentals in gunstige zin bevorderd. Die had zich reeds ingezet in 1816 in de lakennijverheid. Tijdens het vierde kwart van de negentiende eeuw werden belangrijke nieuwe fabrieken opgericht. De eerste belangrijke fabriek die zich in het industriële hart van Herentals vestigde, was een luciferfabriek. In 1896 was de fabriek van Glénisson de grootste in haar soort van het land, met niet minder dan 263 werknemers.

In 1887 werd in de ‘Eeckelwuytsbergen’ een springstoffenfabriek opgericht. Het was een uiterst gevaarlijke onderneming, die amper 800 meter van het spoorwegstation en 940 meter van het stadscentrum gelegen was. Lange tijd was deze fabriek de enige dynamietleverancier van België.

Hôtel des Voyageurs

De spoorwegtrafiek en het daarmee gepaard gaande reizigersverkeer oefende vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw een beperkte verfransende invloed uit op de stationsbuurt. Het was opvallend dat de meeste herbergen en hotels met een Franstalig opschrift geopend werden op het Stationsplein of in een van de aanpalende straten. Het meest imposante gebouw in deze reeks was ongetwijfeld het ‘Hôtel des Voyageurs’ op het Stationsplein. Dit indrukwekkende hotelgebouw met twee verdiepingen was lange tijd ongetwijfeld de grote blikvanger voor de reizigers die het stationsgebouw verlieten. Het werd omstreeks 1889 in gebruik genomen.

Door haar relatief talrijke herbergen en logieshuizen kreeg de stationsbuurt tijdens de jaren dertig, veertig en vijftig van de twintigste eeuw (1933-1951) een minder gunstige reputatie. De reden was dat er in enkele van deze etablissementen clandestiene ontucht werd gepleegd. Ook het feit dat op het einde van de Duitse bezetting in kasteel Le Paige een ‘Wehrmachtbordeel’ werd ingericht, heeft hier een rol in gespeeld.

Albertkanaal

De graafwerken aan het Albertkanaal begonnen in Herentals op 1 maart 1933. Het graven van het Albertkanaal had zijn impact op de diverse spoorwegverbindingen die langs Herentals passeerden. Om de beide kanaaloevers ter hoogte van de Lierseweg met elkaar te verbinden moest een imposante spoorwegbrug gebouwd worden. Minder dan een jaar later begon men met de montage van de driedubbele Liersespoorwegbrug.

Na de afkondiging van de algemene mobilisatie van het Belgisch leger (26 augustus 1939) werd in de schaduw van de spoorwegbrug een speciaal vernielingsdetachement gestationeerd. Zijn opdracht bestond erin om bij het uitbreken van een oorlog de twee spoorwegbruggen en de wegbrug over het Albertkanaal te dynamiteren. Maandenlang zaten deze militairen ‘technisch werkloos’ in ’t Rozenhof, toen nog een jeugdherberg. De Duitse inval in België maakte evenwel bruusk een einde aan dat lusteloze soldatenleven. Het vernietigingsdetachement ging prompt tot de actie over en het blies tijdens de nacht van vrijdag 10 en zaterdag 11 mei 1940, alle ondermijnde bruggen de lucht in.

De Tweede Wereldoorlog

De hervatting van het treinverkeer liet een poos op zich wachten. Op 4 augustus 1940 haalde de bezettingsmacht de vernielde bruggen uit het kanaal. Terzelfdertijd begonnen de Duitsers noodbruggen te vervaardigen. Op 12 november 1940 vorderde de bezetter de burgerwacht op om de spoorlijn en de telefoonkabels te bewaken.

Op 22 juni 1941, de dag van de Duitse invasie in Rusland, vond er een klein bombardement plaats ter hoogte van de Lierse spoorwegbrug. De RAF wierp zes bommen af. Een bom viel op de spoorlijn vóór de brug en een huis werd beschadigd. Voor de rest werd de stad tot aan de vooravond van de geallieerde landing in Normandië (6 juni 1944) niet getroffen door luchtbombardementen of bevrijdingsacties van het verzet.

Precisiebombardementen

Op 12 en 13 mei 1944 wierpen geallieerde vliegtuigen dan toch bommen af op onze stad. Het ging om strategische precisiebombardementen die de vernietiging van het spoorwegstation en van bruggen tot doel hadden. Bij het eerste bombardement misten de meeste bommen hun doel. Minder dan vierentwintig uren later kreeg Herentals een tweede luchtbombardement te verduren. Ditmaal was de ravage aan de spoorweginfrastructuur aanzienlijk. De ijzeren weg was achter de Hikstraat en tussen het spoorwegstation en de Geelse brug erg beschadigd. De Geelse en de Lierse spoorwegbrug waren getroffen en buiten werking gesteld. Een brokstuk van de Lierse spoorwegbrug viel op een voorbijvarend schip in het Albertkanaal. Daarbij vielen er vier doden. Twee schepen zonken. Drie dagen later reden de treinen vanuit Mol en Turnhout echter opnieuw naar Antwerpen.

Tijdens de laatste maand van de Duitse bezetting werden met de regelmaat van de klok door beide oorlogvoerende partijen infrastructuur en materiaal van de NMBS beschadigd of vernietigd. Begin september 1944 bliezen de Duitsers de bruggen op om de geallieerde opmars te hinderen. Alle treinverkeer vanuit Herentals viel vanaf dan stil. Op 11 of 12 september 1944 bliezen de Duitsers ook de watertoren van het station en het seinhuis op en vernietigden alle wissels.

Verder bliezen zij op 9 en 13 september 1944 nog enkele bruggen op. Bij hun definitief vertrek uit de stad in de nacht van 22 op 23 september lieten zij om 3 uur ’s ochtends ook nog de Netebrug aan het gasthuis in de lucht vliegen. De spoorwegbrug aan het gasthuis lieten zij evenwel intact, evenals de watertoren van de Pidpa, die eveneens ondermijnd was. De reden zou geweest zijn dat de Duitse soldaat die het vuur aan de lont moest steken, verongelukt was bij het dynamiteren van de Netebrug aan het gasthuis.

De bevrijding

Na de komst van de Britse bevrijders (23 september 1944) hernam het dagelijkse leven in Herentals geleidelijk aan zijn gewone gang. De hoofdbekommernis van de Britse militaire overheid was de infrastructuur die door de Duitsers onklaar was gemaakt, zo snel mogelijk weer bruikbaar te maken. Zo kon het treinverkeer naar Antwerpen reeds drie dagen na de bevrijding van Herentals hervat worden. Met het oog op het volledige herstel van de spoorwegverbindingen vanuit Herentals bouwden de Britse militairen naast de gedynamiteerde Lierse spoorwegbrug en de ‘Hoge Brug’ noodbruggen. Vanaf 10 november 1944 reden over die noodbruggen de treinen naar Antwerpen, Aarschot en Geel-Mol opnieuw in de twee richtingen.

Op dinsdag 7 januari 1947 werd de directe treinverbinding met Brussel via Mechelen hersteld. Het was geleden van voor de oorlog dat deze trein nog gereden had. Inmiddels was de NMBS begonnen met de heropbouw van de Lierse spoorwegbrug en de ‘Hoge Brug’. Het zou tot 2 februari 1948 duren eer de nieuwe spoorwegbrug officieel in gebruik werd genomen. Het was een dubbele spoorwegbrug.

Het einde van een tijdperk

Een tijdperk van meer dan een eeuw Kempische stoomtreingeschiedenis werd definitief afgesloten in 1961. Toen vertrok vanuit het Herentalse spoorwegstation de laatste stoomtrein. Sedertdien vertrokken en arriveerden er in Herentals vijftien jaar lang nog uitsluitend dieseltreinen. Maar daarin kwam verandering toen in 1981 de lijnen Antwerpen-Mortsel-Lier-Herentals en Lier-Aarschot-Leuven geëlektrificeerd werden. Kort nadien werd in Herentals een nieuw stationsgebouw in gebruik genomen.

Meer informatie: stadsarchief, Augustijnenlaan 1, tel. 014-21 28 00, archief@herentals.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten